De definitie van voedselallergie is “een ongewone reactie van het immuunsysteem die zich telkens opnieuw voordoet bij het gebruik van een bepaald voedingsmiddel”. Deze immunologische reactie onderscheidt voedselallergie van andere mogelijke reacties (voedselovergevoeligheden) op voeding zoals intoleranties of voedselvergiftiging. Onderzoek heeft al aangetoond dat voedselallergie meer voorkomt bij kinderen dan bij volwassenen.
Meerdere studies suggereren dat (kleine) kinderen met een voedselallergie voor koemelk, kippenei, tarwe of soja deze allergie vaak ontgroeien, terwijl een voedselallergie voor pinda, noten, vis of weekdieren meestal blijvend is.
Omgaan met een voedselallergie betekent het strikt vermijden van het allergeen en voorbereid zijn om een allergische reactie of anafylaxie gepast te kunnen behandelen.
Het OAS (Oraal Allergie Syndroom) ten gevolge van het pollen-voedsel allergie syndroom (PFAS) komt voor bij personen met hooikoorts (allergie voor pollen). Deze personen rapporteren de typische orale klachten als jeuk en last in en rond de mond nadat ze rauw fruit of rauwe groenten hebben gegeten. De eiwitten van het rauwe fruit/groenten lijken zo sterk op de eiwitten van de pollen dat het immuunsysteem geen onderscheid maakt en ook hierop gaat reageren. Dit noemen we een kruisreactie. Deze eiwitten in fruit en groenten zijn wel hittegevoelig waardoor de klachten niet voorkomen wanneer het fruit of de groenten voldoende verwarmd of gekookt worden. Hoewel PFAS/OAS zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen, komt deze allergie meer voor bij volwassenen. De reacties van het PFAS/OAS wijzigen niet doorheen het leven en de aandoening is meestal blijvend.
De verantwoordelijkheid in het omgaan met voedselallergie wijzigt sterk naarmate kinderen ouder worden. Vanaf de geboorte tot aan de adolescentie spelen hun ouders een grote rol om te zorgen voor hun veiligheid. Kleine kinderen zijn volledig afhankelijk van hun ouders of andere begeleiders (crèche, school …). Vanaf het basisonderwijs kan de verantwoordelijk gedeeld worden door het kind en de ouders. Afhankelijk van de mogelijkheden kunnen kinderen, onder supervisie van hun ouders, hierin steeds meer taken krijgen zoals: het informeren van anderen over hun allergie en allergiesymptomen, geen voedsel uitwisselen of delen, ingrediëntenlijsten lezen, restaurants informeren over hun allergie en hun noodzakelijke medicatie bij zich dragen.
De overgang van verantwoordelijkheid van de ouders naar het kind is een proces. Allergologen geven aan dat voor het herkennen van een anafylaxie en het correct gebruiken van de noodmedicatie (adrenalinepen) het overdragen van de verantwoordelijkheid best gebeurt op de leeftijd tussen 9 en 12 jaar. Van12 tot 14 jaar kunnen adolescenten de symptomen van anafylaxie zelf herkennen, hun noodmedicatie bij zich dragen en deze bij zichzelf toedienen. Belangrijk hierbij is te vermelden dat een toezichthoudende volwassen altijd verantwoordelijk blijft voor het herkennen en behandelen van een anafylaxie. De grootste verandering van verantwoordelijkheid voor zelfmanagement is tijdens adolescentie en bij jongvolwassenen tijdens de middelbare school en daarna als student.
Er zijn veel reacties mogelijk door voedselallergie en sommige zijn uniek voor de leeftijd van de patiënt. Het is merkwaardig dat sommige aspecten van voedselallergie zoals uitlokkers van ernstige reacties (pinda, noten, weekdieren) of juist milde reacties (fruit en groenten bij hooikoorts) vergelijkbaar zijn gedurende het leven en dat het ontstaan van allergieën op “nieuwe voedingsmiddelen” eveneens vergelijkbaar verlopen tijdens het leven. Het is duidelijk dat de manier van behandelen moet aangepast worden bij het opgroeiende kind om verschillende mogelijke obstakels aan te pakken.
Bron:
The Journal of Allergy and Clinical Immunology: In Practice Vol.8 no.6 june 2020 1854-1864, Food allergy from infancy through adulthood