Kinderen met een (uitgegroeide) voedselallergie hebben een hoger risico op de ontwikkeling van astma en allergische rhinitis tijdens de kindertijd. Volgens onderzoekers van CHOP (Children’s Hospital of Philadelphia) stijgt het risico samen met het aantal voedselallergieën dat het kind heeft. Volgens de hoofdonderzoeker zijn in de Verenigde Staten eczeem, astma en neusverkoudheid door allergie de meest voorkomende ziektes tijdens de kindertijd. In Philadelphia ligt het voorkomen van asthma merkelijk hoger dan in de andere staten, namelijk 1 op de 5 kinderen.
In deze studie is men in de elektronische dossiers van meer dan 1 miljoen kinderen van 2001 tot 2015 gaan terug kijken. Men heeft deze kinderen in 2 groepen gedeeld namelijk een groep kinderen die vanaf de geboorte tot de leeftijd van 5 jaar gevolgd werden en een groep kinderen die op vaste momenten gedurende ten minste 12 maanden gevolgd werden.
In de populatie van geboorte tot 5 jaar was het voorkomen van voedselallergie 8%. Vooral op de leeftijd van 12 tot 17 maanden trad de voedselallergie op. Het voorkomen van voedselallergie voor de andere groep was 6,7%. Allergie voor pinda, melk, schelpdieren en soja kwam beduidend meer voor dan in de literatuur vermeld wordt. Allergie voor tarwe kwam minder voor. Dit moet in de toekomst verder onderzocht worden.
Kinderen met een bestaande voedselallergie hadden een verhoogd risico op de ontwikkeling van astma en neusverkoudheid door allergie. 35% van de kinderen met een voedselallergie zou astma en allergische rhinitis (neusverkoudheid door allergie) ontwikkelen. Kinderen met meerdere voedselallergieën hebben een hoger risico dan deze met slechts één voedselallergie. Als je dit vergelijkt met het algemeen risico bij een gezonde populatie kinderen, is dit risico ongeveer verdubbeld. Van de belangrijkste voedselallergenen zijn vooral pinda, melk en ei duidelijke boosdoeners om de mogelijke ontwikkeling van astma en allergische rhinitis te voorspellen.
Door gebruik te maken van patiënten gegevens doorheen verschillende jaren was het mogelijk heel wat informatie te bekomen die in andere studies vaak ontbreekt. Mogelijks kan dit onderzoek bijdragen tot het scherp stellen van nieuwe preventiedoelen, maar ook nieuwe diagnosestelling en een beter management van voedselallergie, astma en allergische rhinitis.
Bron: https://bmcpediatr.biomedcentral.com/articles/10.1186/s12887-016-0673-z