HEB IK EEN VOEDSELALLERGIE OF EEN VOEDSELINTOLERANTIE?
En op welke voedingsmiddelen reageer ik? Hoe kan ik dat nu weten?
bron: www.allergienet.be
Dat is een vraag die regelmatig gesteld wordt. Helaas is het antwoord niet zo gemakkelijk. Het allerbelangrijkste is “zelfobservatie” en “een heel goed gesprek” met de arts of de allergiediëtist.
1. Vooreerst zijn er natuurlijk jouw klachten. De klachten zijn persoonsgebonden en gaan van zeer mild tot zeer ernstig. Ze zijn soms beperkt tot één symptoom of ze kunnen een verzameling van symptomen zijn. Zowel een allergie als een intolerantie, geven gelijkaardige klachten.
Klachten kunnen zich uiten via:
- de luchtwegen: hoesten, piepende adem, kortademig, pijn op de borst, benauwd, vernauwde keel, hese stem, waterige ogen, niezen, verstopte neus, lopende of jeukende neus
- de huid: uitgebreide roodheid, uitslag over hele lichaam, zwelling van tong en lippen, jeuk
- de maag en darmen: braken, diarree, slikproblemen, misselijkheid, pijn, krampen
- de hersenen: angst, hoofdpijn, metaalsmaak
- het hart: bleke of blauwe huid, zwakke pols, duizeligheid, verwardheid, shock, bewusteloosheid
Probeer jouw klachten zo duidelijk mogelijk te omschrijven.
Aan de hand van jouw klachten weet de arts of de allergiediëtist vaak al in welke richting er gezocht dient te worden. Klachten die snel na de maaltijd optreden wijzen meestal op een allergie, klachten die uren na consumptie optreden wijzen meestal op een intolerantie. En zo kunnen huidklachten o.a. veroorzaakt worden door een allergie voor koemelk, maag-darmklachten kunnen o.a. veroorzaakt worden door een intolerantie voor fodmap’s, hevige jeuk kan dan o.a. het gevolg zijn van een intolerantie voor histamine, … Klachten kunnen dus de eerste richtingaanwijzers zijn. Let wel op, dit zijn slechts voorbeelden en zeker niet de enige mogelijkheden voor deze klachtenpatronen.
2. Houd gedurende enkele weken een voedings- en klachtendagboek bij. Noteer wanneer, wat en hoeveel je eet, snoept en drinkt. Noteer welke klachten je eventueel ervaart, wanneer je ze ervaart en hoe erg deze klachten doorwegen op een schaal van 1 tot 10 waarbij 1 staat voor zeer licht en 10 voor een bijna ondraaglijke klacht.
Houd jouw voedings- en klachtendagboek zo gedetailleerd mogelijk bij. Noteer onmiddellijk als je iets gegeten of gedronken hebt of als je een klacht ervaart, anders is het niet meer betrouwbaar.
Aan de hand van jouw dagboek kan de arts of de allergiediëtist nagaan of er een bepaald klachtenpatroon optreedt. Heb je telkens last na het eten van selder of wanneer je producten gegeten hebt waar bewaarmiddelen aan toegevoegd werden of … We kijken het voor je na en proberen een link te vinden.
3. Bij het vermoeden van een voedselallergie kan de arts een bloedafname doen om de IgE-waarde te bepalen. IgE zijn de antistoffen die geproduceerd worden door ons immuunsysteem als reactie op de aanwezigheid van een allergeen. Dat is een voedingsstof waar je eventueel allergisch voor bent. Lange tijd dacht men dat er alleen allergische reacties ontstonden op voedingseiwitten, momenteel zien we echter ook allergische reacties op koolhydraten (suikers) in de voeding. De IgE-bepaling heeft wel slechts een beperkte waarde. Een positieve test duidt aan dat er antistoffen zijn gevormd maar daarom geeft het voedingsmiddel nog geen klachten. Enkel indien het voedingsmiddel klachten geeft, dient het ook vermeden te worden. De ene allergie is ook de andere niet. Gelukkig kan er steeds gedetailleerder getest worden op verschillende componenten van allergenen waardoor de mogelijkheid bestaat om te voorspellen of de allergische reacties mild of ernstig kunnen zijn. De allergiediëtist kan daardoor het voedingsadvies optimaliseren.
Naast een bloedtest kan er ook gekozen worden voor een huidpriktest. Deze test wordt uitgevoerd door een allergoloog. Druppels met de mogelijke allergenen worden op de armen of rug aangebracht en doorprikt. Na 15 min. wordt nagegaan in hoeverre er een zwelling en roodheid optreedt. Dat geeft aan dat je mogelijk allergisch bent voor dat product. Na deze test kan een bloedtest plaatsvinden waardoor de mogelijke allergie bevestigd wordt. Omgekeerd kan de huidpriktest ook een positieve bloedtest bevestigen.
4. Zijn er aanwijzingen richting coeliakie (glutenintolerantie), dan kan de arts via een bloedafname de IgA-waarde bepalen. Indien deze waarde positief is, word je doorverwezen naar een gastro-enteroloog voor een gastroscopie. Hierbij wordt een stukje darmweefsel onderzocht. Als dan blijkt dat de darmvlokken beschadigd of verdwenen zijn, wordt de diagnose coeliakie gesteld.
Voor de bloedtest en voor de gastroscopie is het belangrijk dat je tijdens de 6 weken voor de afname nog gluten gegeten hebt. Dus start niet met een glutenvrij dieet voordat deze testen gebeurd zijn.
5. In geval van een voedselintolerantie bestaat er geen betrouwbare test. Het immuunsysteem speelt bij een intolerantie geen rol.
Een voedselintolerantie wordt veroorzaakt door:
- een tekort aan een bepaald enzym in het lichaam zoals bij lactose-intolerantie
- een tekort aan een transporteiwit in de darmen zoals bij fructosemalabsorptie
- door stoffen die van nature in de voeding aanwezig zijn zoals histamine, salicylaten, …
- door additieven die toegevoegd worden aan voedingsmiddelen zoals kleurstoffen, bewaarstoffen, …
In tegenstelling tot een allergische reactie moet je bij een intolerantie ook een bepaalde hoeveelheid opnemen om een reactie uit te lokken. Dat heet de grenswaarde of de tolerantiegrens. Deze grens is bij iedereen verschillend. De klachten die optreden komen daardoor meestal geleidelijk.
Bij het vermoeden van een lactose-intolerantie of een fructosemalabsorptie kan eventueel een blaastest gedaan worden. Helaas zijn deze testen niet 100 % betrouwbaar en kiest de arts meestal voor een eliminatie-provocatietest, de beste manier om een intolerantie op te sporen. Gedurende 4 tot 6 weken wordt het verdachte voedingsmiddel niet meer gegeten. Als daarna de klachten duidelijk verminderd of verdwenen zijn, wordt het voedingsmiddel terug geherintroduceerd, op een gecontroleerde manier in stijgende hoeveelheden. Als dezelfde klachten terugkeren, dan is een overgevoeligheid voor het geteste voedingsmiddel aangetoond. De herintroductie kan best gebeuren onder begeleiding van een gespecialiseerde allergiediëtist. De eliminatie-provocatietest kan ook toegepast worden in geval van een voedselallergie. Indien de kans op een ernstige reactie groot is bv. hoog risico op anafylactische shock, dan dient deze test in een ziekenhuissetting met medische begeleiding plaats te vinden.
Om de kwaliteit van het leven zo hoog mogelijk te houden is een goede diagnose belangrijk. Bovenstaande testen kunnen trouwens reeds uitgevoerd worden vanaf babyleeftijd. Maak tijdig een afspraak bij de arts en bij een allergiediëtist voor een persoonlijk behandelplan. Zo vermijd je op lange termijn voedingstekorten en te strikte dieetadviezen.
Hilde Winters