Voedselallergie brengt op zowel medisch,psychosociaal als economisch vlak negatieve effecten met zich mee. Doordat er heel veel nieuwe ontwikkelingen zijn (zowel voor het stellen van de juiste diagnose als naar de behandeling) is de zorg voor patiënten met een allergie verbeterd.
Voorkomen van voedselallergie
Hoewel het voorkomen lijkt te stijgen, is het moeilijk een echte schatting te maken. 15% van de volwassenen geeft zelf aan een voedselallergie te hebben, daar waar het geschatte voorkomen bij kinderen 4% en bij volwassenen 1% is.
Oorzaken
Mogelijke oorzaken voor de toename van het aantal patiënten met een voedselallergie zijn:
- Mogelijke wisselwerking omgeving – erfelijkheid
- Darmmicrobioom (= geheel van micro-organismen (bacteriën) in ons darmstelsel)
- Hygiënehypothese
Baby’s met eczeem en hierdoor huidbeschadiging hebben een hoger risico voor het ontwikkelen van een voedselallergie. Als er meer broers en zussen zijn, is er een lager risico op het ontstaan van voedselallergie. Er is ook een nieuwe hypothese waar men het gebruik van bewerkte voedingsmiddelen en de toegevoegde suikers mee verantwoordelijk acht voor de toename van voedselallergie. Door de aanwezigheid van zowel eiwitten als suikers ontstaan er bepaalde eindproducten (AGE’s genaamd). In het dagdagelijkse leven kennen we deze reactie (maillardreactie genoemd) als het bruin kleuren van een appel. Deze hypothese moet nog verder onderzocht worden.
Preventie
Daar waar vroeger aanbevolen werd om het geven van hoog allergische voedingsmiddelen uit te stellen, geldt nu de aanbeveling om bijvoorbeeld pinda’s zo snel mogelijk aan zuigelingen en peuters te geven. Hoog risico zuigelingen (aanwezigheid van ernstige eczeem, ei-allergie of beiden) moeten eerst langs de allergoloog alvorens pinda in te voeren. Zuigelingen met milde tot gemiddelde eczeem kunnen pinda veilig introduceren rond de leeftijd van 6 maanden om alzo het risico op pinda-allergie te verkleinen. Bij zuigelingen met een laag risico (geen eczeem of voedselallergie) wordt pinda geïntroduceerd samen met de klassieke vaste voeding.
Diagnostische aanpak
Een juiste diagnose stellen gebeurt aan de hand van het verhaal van de patiënt, de juiste vragen van de arts, de geschiedenis en het klinische onderzoek. Daarnaast kunnen bloedanalyses, voedselprovocaties, huidpriktesten … helpen om een juiste diagnose te stellen.
Management
Het huidige zorgplan bij een IgE-gemedieerde voedselallergie bestaat uit het strikt vermijden van het allergeen en het hebben van een anafylaxis management plan. Dit bestaat uit het altijd toegankelijk zijn van een adrenalinepen, een medicatieplan, een zorgplan na toedienen van medicatie en continue evaluatie en educatie tot zelfzorg.
Nieuwe therapieën
In de literatuur vind je meer en meer rond nieuwe therapieën zoals orale (via de mond) immunotherapie (OIT), sublinguale (onder de tong) immunotherapie (SLIT), eipcutane (huid) immunotherapie (EPIT). Op dit moment blijven alle onderzoeken experimenteel.
Effecten van voedselallergie
De voorbije jaren is er belangrijk onderzoek geleverd naar de psychosociale effecten. Zowel in Amerika als in heel wat Europese landen zijn vragenlijsten opgemaakt zodat zorgverleners overal op een zelfde manier kunnen polsen naar de kwaliteit van leven bij patiënten met een voedselallergie.
Toekomst
2 belangrijke toekomstdoelen zijn:
- De ontwikkeling van veilige en effectieve therapieën
- De vroegtijdige preventie van voedselallergie
Bron: J Allergy Clin Immunol. 2018 Jun;141(6):2002-2014. doi: 10.1016/j.jaci.2017.12.1008. Epub 2018 Mar 8.