Bron: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/pai.12659/full
Maagdarmklachten vormen één van de hoofdredenen voor consulten bij de kinderarts. Een deel van deze klachten wordt veroorzaakt door een niet-IgE-gemedieerde voedselallergie.
FPIAP, chronische FPIES, acute FPIES en FPE
Aan de hand van het soort en de ernst van de maagdarmklachten en het verhaal van de ouders kan de arts bepalen welke niet-IgE-gemedieerde voedselallergie bij het kindje aanwezig is. We onderscheiden: FPIAP, chronische FPIES, acute FPIES en FPE.
FPIAP:
Gezonde zuigelingen van 2 tot 8 weken oud die, met tussenpozen, last hebben van bloederige diarree lijden aan FPIAP. Baby’s die lijden aan FPIAP en borstvoeding krijgen, kunnen reageren op koemelk, soja, kippenei en/of tarwe aanwezig in de voeding van de moeder. Daarnaast kunnen ook zuigelingenvoedingen op basis van koemelk of soja FPIAP veroorzaken.
FPE:
De klachten bij FPE ontstaan voor de leeftijd van 9 maanden o.a. bloedarmoede, diarree, spugen, ontwikkelingsstoornissen en een slechte opname van de voedingsstoffen. Bij FPE is koemelk de meest voorkomende trigger, terwijl kippenei, soja en tarwe FPE kunnen veroorzaken bij kinderen met een meervoudige voedselallergie.
Acute en chronische FPIES:
Acute FPIES kenmerkt zich door overvloedig spugen, bleekheid en/of onverschilligheid 1 tot 4 uur na de voedselinname. Dit kan gevolgd worden door diarree in de loop van 5 tot 10 uur na de voedselinname. Bij chronische FPIES is er een matige tot ernstige bloederige stoelgang aanwezig meestal gecombineerd met chronische diarree en/of spugen wanneer de baby constant de uitlokkende voeding eet. In de meest ernstige vorm kan dit leiden tot voedingstekorten, uitdroging en ontwikkelingsstoornissen. Zowel acute als chronische FPIES zijn zelden beschreven bij zuigelingen die borstvoeding krijgen. Het merendeel van de FPIES-patiënten reageert op koemelk en/of soja. Patiënten met een koemelk- en/of soja-FPIES kunnen ook wel reageren op andere voedingsmiddelen.
Een eliminatiedieet (= wegnemen van het verdachte voedingsmiddel) is een onderdeel van de diagnose om na te gaan of de maag-darmklachten verminderen na de voedseleliminatie. Een behandeling kan bestaan uit het elimineren van één of meerdere voedingsmiddelen, gevolgd door een herintroductie (terug invoeren) van de voeding. Het verdwijnen van de symptomen varieert van enkele uren bij acute-FPIES tot enkele weken voor FPE.
De orale voedselprovocatietest (OFC) blijft de gouden standaard om de diagnose te bevestigen na het verdwijnen van de klachten bij een eliminatiedieet of na het bepalen van de tolerantiegrens (hoeveel je kan verdragen). Men krijgt bij OFC het bewuste voedingsmiddel te eten en de reactie wordt bekeken. Bij FPIAP en FPE kan de herintroductie van het verdachte voedingsmiddel na 4 – 8 weken eliminatiedieet thuis uitgevoerd worden met bijhouden van een klachtendagboek. Bij FPIES is het nodig om de OFC uit te voeren in een medische setting onder controle van een arts. Bij de eliminatie en herintroductie is de begeleiding door een diëtist belangrijk. De meeste van de deze aandoeningen zijn voorbijgaand en lossen zich op in de vroege kinderjaren.
Coeliakie
Coeliakie is een auto-immuunziekte uitgelokt door het eten van gluten bij genetisch gevoelige personen. Symptomen kunnen zijn: diarree, spierverlies, ontwikkelingsstoornissen, anorexie, prikkelbaarheid, … De enige doeltreffende behandeling is momenteel een levenslang glutenvrij dieet wat wil zeggen een dieet vrij van tarwe, rogge en gerst.
De rol van voedselallergie bij andere veelvoorkomende maag-darm-aandoeningen bij kinderen
Slokdarmontsteking, kolieken, spastische darmen en constipatie zijn veruit de meest voorkomende aandoeningen bij kinderen. Voedselallergie kan mogelijks een rol spelen in hun ziekteverloop. Om het onderliggend mechanisme te begrijpen is nog verder onderzoek nodig. De symptomen kunnen verbeteren na een eliminatiedieet. Na herintroductie wordt een herhaling van de symptomen aangetoond bij een deel van kinderen. Op dezelfde manier werd niet-coeliakie-glutengevoeligheid beschreven, waarbij symptomen verminderen bij een glutenvrij dieet. Experimenteel langdurig vermijden van voedselallergenen moet beperkt blijven om voedingstekorten, eetstoornissen en voedselaversie bij de baby’s te minimaliseren.