Hoe herken je een voedselallergie bij je kind? Hoe gebeurt de test en kan je kind eruit groeien of moet het ermee leren leven?
Een voedselallergie ontwikkelt zich meestal op jonge leeftijd. De maag-darm barrière en het afweersysteem zijn nog niet voldoende ontwikkeld.
Bij een voedselallergie reageert het afweersysteem abnormaal op de allergenen (eiwitten uit voedingsmiddelen). Bij kinderen jonger dan 3 jaar gaat het vooral om eiwitten uit koemelk, ei, soja, pinda, tarwe en vis. Oudere kinderen reageren vooral allergisch op pinda, noten, vis, schaaldieren, fruit en groenten.
Uit bepaalde voedingsallergieën (melk en ei) kan een kind uitgroeien, andere (pinda, vis, schaaldieren, noten) blijven vaak levenslang.
Een voedingsallergie werkt veelal als een tikkende tijdbom. De meeste voedingsallergieën zijn type I-allergieën die verlopen via antistoffen. Die antistoffen wachten als een tikkende tijdbom op de mestcellen het allergeen op, om meteen bij contact een kettingreactie te starten. Daarbij worden stoffen uit de mestcellen vrijgezet, die quasi onmiddellijk klachten uitlokken. De antistoffen kunnen maar klaar staan als ze vooraf door een voedingsallergie gesensibiliseerd zijn. Deze sensibilisatie kan zowel bij de allereerste als de zoveelste inname van een voedingsmiddel optreden.
Voedingsallergieën kunnen zich in zeer uiteenlopende klachten uiten van huidklachten over maagdarmklachten tot anafylactische shock.
Dat jonge kinderen nog niet op een voedingsallergie getest kunnen worden is een hardnekkig misverstand. Zo kan een koemelkallergie al vanaf de leeftijd van 3 maanden worden aangetoond met een huidtest, waarna een bloedtest volgt.
Koemelkeiwitten bestaan uit hittebestendige en hittegevoelige componenten. Als het kind antistoffen tegen beide componenten aanmaakt, kan het geen enkele bereiding met koemelk verdragen en moet koemelk en alle afleidingen van koemelk uit het dieet geweerd worden.
De diëtiste en arts gaan dan op zoek naar een volwaardig alternatief.
Als na verloop van tijd de hoeveelheid antistoffen tegen de hittestabiele koemelkeiwitcomponenten onder een bepaalde drempel gezakt is, gaat men via een provocatietest nagaan of en in welke hoeveelheid verhitte koemelkproducten verdragen worden. Deze test gebeurt thuis of in het ziekenhuis afhankelijk van het geschatte risico. Voor vis of pinda-allergie gebeurt deze test steeds in het ziekenhuis.
Een ander voorbeeld van tolerantieopbouw ziet men bij ei-allergie. Eerst kunnen deze kinderen tegen producten waarin eieren minimum een half uur op 120°C verwarmd zijn, zoals cake. Na enige tijd volgen hardgekookte eieren, daarna minder lang verhitte eieren zoals in pannenkoeken en wafels en eventueel nog later spiegeleieren en /of rauwe eieren.
Ten slotte zoomt professor Bullens (kinderallergologe UZ Leuven) in op voedingsallergieën vooral bij volwassenen, maar ze komen de laatste 10 jaar ook steeds meer bij kinderen voor, namelijk de secundaire allergie of de kruisallergie voor bepaalde fruit en groenten. Bij een berkenpollenallergie reageert het lichaam ook op het eiwit uit groenten en fruit, omdat dit structureel lijkt op het berkenpolleneiwit waartegen de persoon antistoffen heeft aangemaakt.
Waarom kruisallergieën op steeds jongere leeftijd opduiken is niet geweten. Waarschijnlijk omdat de kinderen van nu minder goede, beschermende darmbacteriën hebben omdat we hygiënischer zijn, meer desinfectantia gebruiken, minder met huisdieren opgroeien enz. Behalve erfelijke aanleg spelen omgevingsfactoren een belangrijke maar nog niet gekende rol in de ontwikkeling van allergieën.
Een goed behandelplan is belangrijk. Zo vermijden we op lange termijn voedingstekorten en te strikte dieetadviezen.
Bron: Bodytalk febr. 2016 (An Swerts)