bron: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC5804009/
Steeds meer kinderen krijgen op zeer jonge leeftijd ernstige buikklachten (braken en diarree). Ze reageren dan op borstvoeding (reactie op de voeding die de mama eet) of op flesvoeding. En vaak gaan de klachten na overschakeling op een hypo-allergene voeding ook niet (helemaal) weg. Nog andere kinderen reageren pas op het moment dat ze vast voedsel krijgen.
Deze reacties treden pas enkele uren na inname op, wat het moeilijker maakt om het verband te leggen tussen de uitlokkende boosdoener en de klachten. Bij veel baby’s die uiteindelijk de diagnose FPIES (Food Protein-Induced Enterocolitis Syndrome) krijgen, wordt aanvankelijk gedacht aan een ernstige maagdarminfectie.
Tijdens de eerste levensmaanden worden de allergische reacties vooral veroorzaakt door koemelk of soja-eiwitten. Ook moedermelk kan bij sommige baby’s symptomen veroorzaken. Bij de introductie van vast voedsel zijn rijst en haver de meest voorkomende boosdoeners. Doch elk voedseleiwit kan een uitlokker zijn, wat de diagnose bemoeilijkt.
FPIES kan in tegenstelling tot een klassieke voedselallergie niet gediagnostiseerd worden met de beschikbare voedselallergietesten zoals huidpriktesten (HPT) of bloedtesten. Een FPIES-diagnose wordt meestal gesteld op basis van een uitgebreide gerichte anamnese (relatie voeding en timing van de klachten) en na uitsluiting van andere maagdarmaandoeningen.
De meest betrouwbare manier om de diagnose te stellen is met een voedselprovocatietest (het verdacht voedingsmiddel wordt dan opklimmende hoeveelheden gegeven om na te gaan of/en wanneer er een reactie optreedt). Deze test gebruikt men ook om na te gaan of het verdacht voedingsmiddel opnieuw verdragen wordt.
Er bestaat geen remedie voor FPIES, de enige manier is de uitlokkende voedingsmiddelen volledig mijden. Een goede opvolging is noodzakelijk. De diëtiste kijkt hierbij welke voedingsmiddelen veilig gegeten kunnen worden en houdt rekening met de voedingsvaardigheden en voedselacceptatie van het kind. Hoe meer voedingsbeperkingen er zijn, hoe groter het risico op voedingstekorten. Dit kan een hele uitdaging zijn. Een allergiediëtist kan ervoor zorgen dat alle noodzakelijke voedingsstoffen voor groei en ontwikkeling voorzien zijn in de voeding. Patiënten met FPIES moeten ook regelmatig worden opgevolgd om na te gaan of het betreffende voedingsmiddel opnieuw verdragen wordt.
Dit laatste gebeurt veelal door een gecontroleerde provocatie in een ziekenhuis onder begeleiding van een allergoloog of gastroenteroloog. Het goede nieuws is immers dat FPIES meestal van voorbijgaande aard is en het kind de FPIES ontgroeit.