Er is meer en meer bewijs dat sensibilisatie via de huid van belang is bij de ontwikkeling van voedselallergie. Vooraleer er een allergische reactie optreedt, moet er voordien altijd een contact geweest zijn met het betreffende allergeen. Op dat moment is men nog niet allergisch. Deze fase noemt men sensibilisatie en vanaf dan zijn er antistoffen aanwezig in het bloed (IgE positief).
Allergische ziekten komen wereldwijd frequent voor: atopisch dermatitis +/- 20à30% van de kinderen. Bij alle kinderen met een voedselallergie ervaart 15 à 40% een ernstige, levensbedreigende reactie en 30% rapporteert allergisch te zijn voor meerdere voedingsmiddelen.
De ontwikkeling van een voedselallergie is complex. Jaren dacht men dat kinderen gesensibiliseerd werden door blootstelling via het maagdarmstelsel (via borstvoeding of de eerste vaste voeding). Nu is er toenemend bewijs dat de vroege blootstelling van allergenen via de huid voedselsensibilisatie en later voedselallergie veroorzaakt. Inname via maagdarmstelsel daarentegen veroorzaakt tolerantie (het wel verdragen van) en geen allergie.
Het effect van tolerantie door vroegtijdige inname via de normale weg is allergeen specifiek, dit wil zeggen dat je bij inname van pinda enkel tolerant wordt voor pinda en niet voor noten. Er is bewijs dat voedseldiversiteit (veel verschillende voedingsmiddelen in je dieet) op jonge leeftijd het risico op sensibilisatie vermindert. Atopisch dermatitis (of eczeem) hangt vaak samen met voedselallergie. Hoe vroeger het eczeem optrad, hoe meer kans op het ontwikkelen van een voedselallergie. Het tijdig behandelen van het eczeem en onder controle brengen van de huidontstekingen voorkomt sensibilisatie en daardoor ook allergie.
Net als in onze darmen, bevat ook onze huid heel wat bacteriën – huidmicrobioom – genoemd. Hierboven werd het belang van sensibilisatie door de huid al aangehaald, wel ook het huidmicrobioom, met name dysbiose (een verschuiving van bacteriën in de huid) spelen hier een belangrijke rol. Vooral aanwezigheid van Staphylococcus aureus doet de kans op sensibilisatie (en later voedselallergie) toenemen.
De voorbije jaren is er veel onderzoek gebeurd naar het herstel van de huidbarrière om atopisch dermatitis en voedselallergie te voorkomen. Tolerantie (door inname via de natuurlijke weg) in plaats van voedselallergie blijkt vooral bij vroegtijdige inname van pinda zeer goed te werken maar ook bij ei redelijke resultaten te geven. Als deze strategie voor alle voedselallergenen werkt, vergt dit een vroege introductie van meerdere voedingsmiddelen. Maar dit vraagt nog meer onderzoek. Werken aan de huidbarrière vermindert de duurtijd en de ernst van het atopisch eczeem waardoor dit de sensibilisatie via de huid kan voorkomen. Resultaten van 2 grote RCT’s (gerandomiseerd onderzoek met controlegroep) met gebruik van preventieve therapieën op vlak van smeerbeleid waren echter teleurstellend (geen effect op atopisch dermatitis en voedselallergie). Enkele kanttekeningen hierbij:
De leeftijd waarop gestart werd met smeren. Als er al sensibilisatie was, is dat niet meer te voorkomen.
Hoe werden de afspraken die nodig waren gevolgd gedurende de studie bijvoorbeeld het x aantal keren smeren …
Welk smeersel werd gebruikt?
Wat moest er verminderd worden (droge huid of ontstekingen)? Dit vergt een andere behandeling om het eczeem te behandelen en hierdoor effect te hebben op de ontwikkeling van voedselallergie.
Eczeem is niet enkel een barrièreprobleem maar ook een ontstekingsproces. Inzetten op één van de 2 is waarschijnlijk niet voldoende.
De rol van blootstelling aan voedsel door de omgeving is niet meegenomen, bijvoorbeeld handen wassen vooraleer crème aanbrengen of niet kan een effect hebben op verhoogde blootstelling via de huid.
Andere studies zijn nog lopende. Secundaire studies (er is al eczeem bij de kinderen) met gebruik van smeersels en corticoïden bevattende smeersels behandeling zijn ook nog lopende.
Noot van allergiediëtisten: Dat atopisch dermatitis een belangrijke factor is voor de ontwikkeling van voedselallergie is al langer gekend. De laatste onderzoeken geven ons meer en meer inkijk in wat er nu werkelijk gebeurt. Hierdoor zullen er in de toekomst nog betere preventiestrategieën opgezet kunnen worden. Heb je een baby met atopisch eczeem, laat je begeleiden door een kinderarts en vermoed je voedselallergieën? Laat niet zomaar voeding weg maar laat je doorverwijzen naar een kinderarts-allergoloog. Een allergiediëtist kan je helpen om de voeding van je baby zo optimaal mogelijk samen te stellen, en dit zowel preventief als curatief (als er al een allergie is).
Bron: Epicutaneous sensitization in the development of food allergy:
What is the evidence and how can this be prevented? Helen A. Brough, Kari C. Nadeau, Sayantani B. Sindher, Shifaa S. Alkotob, Susan Chan, Henry T. Bahnson, Donald Y. M. Leung, Gideon Lack – Allergy. 2020;75:2185–2205