De kindertijd is een unieke periode voor de ontwikkeling van het darmmicrobioom, een complex proces waarvan bekend is dat het een langetermijneffect heeft op de gezondheid en het risico op ziekte. De microbiële kolonisatie (is de samenstelling van het darmmicrobioom) is afhankelijk van de metabole processen die er plaats vinden, het feit dat het immuunsysteem van een kind nog moet rijpen en de verdere ontwikkeling van het maagdarmsysteem gedurende de kinderjaren. Verstoringen in deze kolonisatie tijdens de kindertijd zijn in verband gebracht met een verhoogd risico op aandoening zoals astma, atopische dermatitis, voedselallergie, diabetes, inflammatoire darmaandoeningen en obesitas. Meerdere factoren zoals zwangerschapsduur, de manier van geboren worden en het gebruik van antibiotica beïnvloeden de microbiële ontwikkeling in het maagdarmkanaal. Maar ook het dieet van zuigeling wordt erkend als een van de belangrijkste factoren die verband houden met de vroege microbiële ontwikkeling. Moedermelk (MM) biedt niet enkel de nodige voedingsstoffen voor de baby. Ze bevat eveneens een groot aantal bioactieve* bestanddelen (vb HMO’s) die een vergaande invloed hebben op de microbiële kolonisatie.
Een groot deel van het inzicht van de impact van BV op het darmmicrobioom van de baby is tot stand gekomen door tientallen jaren onderzoek dat de verschillen in bacteriële samenstelling van de stoelgang tussen borstvoeding (BV) en flesvoeding (FV) onderzocht.
BV heeft verschillende eigenschappen die de samenstelling en de functie van het darmmicrobioom van zuigelingen kunnen beïnvloeden. Zo is BV is een belangrijke bron van HMO (Human Milk Olligosaccharides). De hoeveelheid HMO’s in MM varieert per persoon en gedurende de lactatieperiode. HMO’s zijn vergelijkbaar met oplosbare voedingsvezels. Ze dienen niet als voeding voor de zuigeling maar komen onverteerd in de dikke darm terecht. Daar dienen ze uitsluitend als voedingsbron van de darmbacteriën. Dit resulteert onder andere in de productie van korte ketenvetzuren (SDFA’s) die op hun beurt een gunstige invloed hebben. Ze zorgen voor een goede darmgezondheid, bevorderen de ontwikkeling van het immuunsysteem en verminderen darmontstekingen.
Ondanks het potentieel van MM om het darmmicrobioom te beïnvloeden is het verband tussen BV en het ontwikkelen van atopische aandoeningen tot op heden nog niet helemaal duidelijk. Wel geven de bestaande onderzoeken aan dat uitsluitend BV tijdens de eerste levensmaanden beschermend werkt tegen allergische aandoeningen zoals atopische dermatitis en astma.
* Bioactieve stoffen zijn stoffen die een bepaalde biologische of fysiologische werking hebben. Dit kan een gezondheidsvoordeel opleveren.
Gebaseerd op: Gut microbiome and Breastfeeding: implications for early immune development. Erin C. Davis 2022 AAAAI