Een allergie ontwikkelt zich vaak tijdens de kindertijd. Het is een overreactie van het immuunsysteem op een veilige substantie, die symptomen veroorzaakt zoals diarree, astma en netelroos. Het is al geweten dat kinderen met allergieën een ander darmmicrobioom hebben in vergelijking met niet-allergische kinderen, maar er is nog maar weinig geweten over welke specifieke bacteriën de ontwikkeling van allergieën tot stand brengt. Een studie uit 2021 door Dr. Fillippis et al. vond enkele van deze verantwoordelijke bacteriën door de darmmicrobioom bij 30 niet-allergische en 90 allergische kinderen te vergelijken. Er werden stoelgangsstaaltjes genomen en alle deelnemers werden gedurende minstens 36 maanden gevolgd.
De eerste bevinding van deze studie was dat de allergische kinderen bepaalde bacteriestammen in hogere getale in de darm hadden ten opzichte van niet-allergische kinderen. Zo werden er meer Ruminococcus gnavus bacteriën teruggevonden bij de allergische kinderen. Deze bacteriën kunnen moleculen produceren die een ontsteking kunnen veroorzaken en zo het immuunsysteem triggeren. Deze bacteriën zijn gelinkt aan een grotere consumptie van vetrijke voedingsmiddelen.
Daarnaast werd er bij allergische kinderen een tekort gevonden aan bacteriën die een gunstige rol spelen voor de darmmicrobioom zoals bijvoorbeeld enkele soorten bifidobacteriën. Deze bacteriën zetten vezels (prebiotica) om in korteketenvetzuren die belangrijk zijn voor de gezondheid van de darmwand.
Bijgevolg komen onderzoekers van deze studie tot de conclusie dat darmbacteriën een belangrijk rol kunnen spelen ter behandeling van allergieën. Zij tonen aan dat bij allergische kinderen een disbalans van het darmmicrobioom optreedt, waarbij R. gnavus een hoofdrol speelt in de allergie bij kinderen. Deze bevindingen kunnen mogelijks leiden tot nieuwe therapieën tegen het ontstaan of de verdere ontwikkeling van een allergie.