Oorspronkelijk dacht men dat LTP allergie (LTP’s zijn bepaalde eiwitstructuren aanwezig in verschillende plantaardige voedingsmiddelen zoals groenten, noten, zaden, fruit, granen) enkel in Zuid-Europa voorkwam. Maar in heel Europa en omstreken is sensibilisatie voor LTP’s in opmars. Sensibilisatie wil zeggen dat de marker voor LTP van een bepaald voedingsmiddel positief is. Zonder klachten is er niets aan de hand. Bij klachten ben je ervoor allergisch. Perziken zijn regelmatig de belangrijkste boosdoener, hoewel meerdere voedingsmiddelen betrokken kunnen zijn. Typisch bij LTP is dat er bij inname van het betrokken voedingsmiddel een cofactor (beweging, alcohol, nsaid’s ontstekingsremmende pijnstillers, cannabis) aanwezig is die klachten veroorzaakt.
Het is niet eenvoudig de diagnose te stellen aangezien een positieve huidpriktest ook op sensibilisatie kan wijzen. Je lichaam is er mee in contact geweest maar daarom ben je nog niet allergisch. De klinische geschiedenis (waar en wanneer vond een reactie plaats, wat was er gegeten, mogelijke oorzakelijke voedingsmiddelen, tijdstip van ontstaan reactie, reproduceerbaarheid van klachten, hoeveelheid van inname, bereiding, aanwezigheid cofactoren …) is zeer belangrijk. Voedselprovocaties zijn de gouden standaard, maar momenteel zijn hier nog geen protocollen voor.
De typische klachten zijn zeer divers, van milde contact urticaria (zwelling in gezicht) tot anafylaxie. Sommige personen reageren enkel op 1 voedingsmiddel, bijvoorbeeld perzik, anderen hebben het zogenaamde LTP-syndroom en reageren op heel wat voedingsmiddelen die behoren tot dezelfde plantengroep.
LTP is vooral aanwezig in de schil en de zaden van de plantaardige voedingsmiddelen. Hierdoor wordt geschild fruit soms wel verdragen. Verhit fruit, met aanwezigheid van de schil, geeft echter wel reacties. Een voorbeeld, bij 40 tomaat-allergische patiënten reageerde 25% ook op gekookte tomaat. Deze patiënten waren allemaal LTP-gesensibiliseerd. Zij konden ook geen tomaten in blik, tomatenpuree en tomatenpasta verdragen.
Als cofactoren bijdragen tot de allergische reactie, kan de patiënt het voedingsmiddel wel eten in afwezigheid van de cofactor. Beweging en medicatie (nsaid’s) zijn de best gekende cofactoren maar let op ook vasten, alcohol, maagzuurremmer, temperatuur, oestrogeen, bloeddrukverlagende medicatie, stress en vermoeidheid kunnen een cofactor zijn.
Centraal in het management van de voedselallergie is het weglaten van de boosdoener en, indien nodig, de correcte vervanging van het voedingsmiddel indien dit nodig is om voedingstekorten te voorkomen. Dit is niet eenvoudig aangezien LTP’s stabiel zijn, in heel wat voedingsmiddelen aanwezig zijn en cofactoren de reactie kunnen versterken. Het dieetadvies is zeer persoonlijk. Een studie rapporteerde dat indien patiënten slechts matig reageerden (met lokale reacties) en ze bleven de bewuste voedingsmiddelen eten, dit leidde tot ernstige reacties. Het heeft wel geen zin om voedingsmiddelen waarop geen reactie was maar die gelinkt zijn aan de boosdoener, te mijden. Het heeft ook geen zin om ‘sporen van …’ te vermijden.
Patiënten die op meerdere voedingsmiddelen reageren, hebben meer risico om in de toekomst op nieuwe plantaardige voedingsmiddelen te reageren of feller te reageren in aanwezigheid van cofactoren. Voor hen moet er overwogen worden een adrenalinepen voor te schrijven en een individueel risicoplan op te maken.
De laatste tijd is er meer en meer onderzoek naar immunotherapie bij voedselallergie. Sublinguale immunotherapie (smelttabletjes onder de tong) blijkt veilig en te werken. Daar perzik gezien wordt als het eerste voedingsmiddel waarop klachten ontstaan, is hier ook onderzoek naar immunotherapie op gebeurd. Op dit moment is de behandeling enkel mogelijk in Spanje. Meer onderzoek is nodig zodat dit ook in andere landen kan opgestart worden.