Daar is de lente dan, en samen met de start van de lente, merk ik dat mijn agenda stilaan weer wat sneller gevuld geraakt, vooral met opleidingen en voordrachten.
Als allergiediëtisten organiseren we regelmatig zelf een opleiding of een intervisiemoment met collega’s. Maar ook in het kader van een minder specifieke (allergie-)opleiding weet men ons vanuit het werkveld te vinden.
Zo ging ik samen met collega Kris Gillis deze week een les geven aan de Hogeschool in Leuven: ze organiseren een opleiding voor diëtisten die zich willen specialiseren in voeding en dieet bij kinderen en adolescenten. Uiteraard is er daar ook een plaats voor voedselallergie en -intoleranties, aangezien allergieën en intoleranties vaak voorkomen bij kinderen.
Kris nam het eerste deel van de 3 uur durende opleiding voor haar rekening.
Ze begon haar uiteenzetting met de definitie en het ontstaan van een voedselallergie uit te leggen: hoe komt een kind van het eten van bijv. koemelk tot een allergische reactie zoals huid- en darmklachten, gezwollen lippen … ? Als je het mij vraagt, was het voor de collega’s best een pittige start, het is theoretisch toch een moeilijkere materie.
Het verschil tussen een primaire en secundaire (of kruis-) allergie en het verschil tussen een allergie en intolerantie kwamen ook aan bod: we merken hoe belangrijk het is voor de diëtist om het verschil goed te kunnen uitleggen aan de patiënt omdat er toch vaak veel verwarring rond bestaat.
Komt een voedselallergie vaak voor bij kinderen? Dat is een zeer moeilijk vraag om te beantwoorden, en zeker voor België zijn er geen concrete cijfers te vinden. Er wordt geschat dat 6 tot 8% van de kinderen en jongeren een voedselallergie heeft.
Er werd ook besproken hoe de diagnose van een voedselallergie tot stand komt. De moraal is hier: het is niet op basis van 1 factor dat je de diagnose kan stellen, maar het is een combinatie van klachten en symptomen, bloedonderzoek, een uitgebreide bevraging van de gewoonten (ook de eetgewoonten) van de patiënt …
En uiteraard werd er in het ‘theoretische’ luik nog tijd gespendeerd aan de behandeling van een voedselallergie of -intolerantie.
In het tweede deel mocht ik de opleiding verderzetten met de praktischere toepassing voor de diëtist.
Ik begon met het lezen en interpreteren van etiketten en de verplichte vermelding van de allergenen op de verpakking van voedingsmiddelen. Hier bleek vooral de vermelding: ‘kan sporen bevatten van … of geproduceerd in een bedrijf waar … verwerkt worden’ een lastige zaak.
Wanneer kan je sporen wel of niet toelaten bij een voedselallergie? Ik zet het nog even op een rijtje: “Uit testen blijkt dat de kans dat het product ook werkelijk sporen bevat van … zeer miniem is en het is bovendien ook helemaal niet verplicht om die eventuele sporen te vermelden op de verpakking. Andersom, ook al koop je een verpakking zonder “kan sporen bevatten van … “, dan bestaat er ook daar een heel minieme kans dat het product sporen bevat. Je bent dus nooit 100% zeker dat je sporenvrij aan het eten bent. Vandaar dat het belangrijk is, als men een voedselallergie heeft met kans op anafylactische shock, dat men altijd een Epipen® binnen handbereik heeft.
We bespraken ook een aantal praktische casussen met als doel een correcte diëtistische diagnose te stellen. Uiteraard is deze diëtistische diagnose (= geen medische diagnose) belangrijk om het correcte voedingsadvies te kunnen geven. Het is vooral een uitdaging om uit het verhaal van de patiënt (met de nodige klachten in relatie met voeding), naast eventueel een aantal testen, de goede informatie te filteren. Op basis hiervan kan je als diëtist dan het juiste dieet starten, waarbij je niet strenger hoeft te zijn dan effectief nodig is, maar uiteraard streng genoeg als de klachten van de patiënt daarom vragen. Bij kinderen is het des te belangrijker om ook steeds de voedingstoestand te bekijken, zodat het geen tekorten oploopt om een gezonde groei en ontwikkeling te kunnen voorzien.
Er was te weinig tijd om alles zeer gedetailleerd te bespreken, maar er werden volop vragen gesteld en bedenkingen geformuleerd. Er was geen haast van de deelnemers om huiswaarts te vertrekken na afloop, wat me toch het gevoel gaf dat ze het een interessant stukje opleiding vonden.
Kris en ik vertrokken alleszins met een voldaan gevoel terug naar huis.
En dan zijn het nu nog de laatste loodjes in de organisatie van onze basisopleiding voedselallergie- en intolerantie voor diëtisten die plaatsvindt op maandag 28 en dinsdag 29 maart.
Ik zei het eerder toch al: het is een drukke periode voor ons, de AllergieDiëtisten. 😊
Kelly